Welkom op onze site > Reisverhalen > Senegal

Senegal

 

Half september - begin oktober 2008

 

In het grensstadje, ook Rosso genaamd, is het gezellig. Alles gebeurt op straat. De mensen lachen veel, maken ook ruzie en we zien veel vrouwen in kleurige kleding. Inderdaad, we zijn in zwart Afrika beland. Het voelt goed. Na 10 kilometer stoppen we langs de weg om even bij te komen van alle indrukken van de passage en te eten.

De grensovergang is ons reuze meegevallen. Per saldo waren we in twee uur klaar, inclusief de overtocht. We rijden naar St. Louis aan de kust. Na diverse politiecontroles waarbij de brandblusser getoond moet worden, rijden we twintig kilometer ten zuiden van de stad naar de Zebrabar, al 12 jaar gerund door een Zwitsers stel. Daar aangekomen treffen we Jona en Marleen aan. Het is een gezellige boel en een prachtige plek aan een lagune met palmbomen en bier. Fleur en Tom kunnen gelijk in de tropische speeltuin terecht want de Zwitsers hebben ook kinderen.

Het is een heerlijke tijd. Regelmatig gaan we uit eten, elke dag zwemmen, kanoën en vooral niet veel doen. In het dorpje vlakbij kopen we kip voor de BBQ en gaan Marcel en Jona naar St. Louis om de redding-DVD’s op te halen bij het postkantoor. Geld pinnen, boodschappen doen enz. Jona weet onze laptop te herstellen, gelukkig zijn alle bestanden gered en kunnen we weer vrolijk verder. De kinderen vermaken zich ook uitstekend.

 

   

 

Als het donker is dan komen de krabben (ca. 20 cm breed) het land op en verstoppen zich onder de auto en soms stap je er bijna op. Naast prachtige vogels zien we ook leguanen van wel anderhalve meter lengte en de huisezel, genaamd Piano.

 Het beest is opgegroeid met honden en heeft een hondengedrag aangeleerd. Heel grappig, ook wanneer ze allemaal de zee in rennen.

 

De Zebrabar is een van die ontmoetingsplekken waarbij veel reizigers met eigen vervoer langskomen. Tijdens ons verblijf ontmoeten we de Duitser Rudi met zijn Roemeense vrouw en zoon. Ze wonen al drie jaar in Senegal, in een plaatsje 200 km naar het zuiden. Jona en Marleen gaan weer verder en twee dagen later gaan Daan en Wies ook zuidwaarts. Inmiddels hebben wij Peter en Nicole ontmoet. Zij hebben vier jaar in Tanzania gewerkt en rijden nu met hun Landcruiser via zuidelijke Afrika langs de westkust route naar Nederland terug. Voor ons hebben ze veel actuele informatie.

 

Punt van zorg is met name het visum voor Angola. De consulaten en ambassades van het land doen steeds moeilijker bij het afgeven van visa. Het land zit kennelijk niet te springen om toeristen en dat laten ze ook merken. Voor ons is het van belang omdat zonder een visum voor het land wij niet in zuidelijk Afrika kunnen komen langs de westelijke route. Een alternatief is er praktisch gezien niet. Er wordt nog wel een transitvisum afgegeven aan de grens maar zover kom je niet omdat Congo Brazzaville je niet naar Congo Kinshasa laat vertrekken als je niet met documenten kunt aantonen dat je daarna Angola in kunt.

 

In het dorp worden we onthaald door heel veel kleine kinderen. Zittende in zijn buggy geeft Tom iedereen een hand en knikt. Hij heeft wel wat weg van de paus.

De koelkast geeft kuren en koelt niet meer. Onduidelijk is wat het probleem is.

 

De tijd is aangebroken, het schooljaar is geopend. Fleur gaat naar de Wereldschool. Ze heeft zich er al op verheugd.

Tijdens de voorbereidingen hebben we ons door de Wereldschool laten informeren en daar een lespakket voor de laagste groepen basisschool aangeschaft, grote dozen vol met boekjes, speelgoed en ander lesmateriaal. Vanaf nu gaat Fleur met grote regelmaat naar school toe en tijdens de rijdagen en andere ‘werkdagen’ zullen we tussendoor ook oefenen. Marga zal het grootste gedeelte haar juf zijn. Als de schooltijd begint dan luidt Fleur de schoolbel.

 

    

We pakken na negen dagen de spullen weer in en vertrekken naar het zuiden. We geven twee vrouwen een lift naar de markt. Even denken we dat het klapstoeltje het gaat begeven onder het gewicht van een behoorlijk stevige derričre.

 

In de eerste grote stad gaan we proberen te pinnen. De straten van deze redelijk grote stad zijn van zand en geld opnemen lukt uiteindelijk na vier bankbezoeken.

 

Veel mensen en met name kinderen roepen steeds ‘Toubak’ naar ons. Een woord dat zoiets als ‘blanke’ betekent. Het is wel grappig omdat er geen vervelende bijbedoeling aan is. Wat niet grappig is, is dat meestal hierop de standaard vraag volgt van: donne moi un cadeau? Oftewel, wil je mij een cadeau geven? Maar meestal roepen de mensen vrolijk: ‘Bonjour, ca va?’.

 

De auberge in het kustplaatsje Mbour ziet er troosteloos uit. We bellen Rudi op en die komt ons even later ophalen. Hij woont vlakbij. Via een smal bospad komen we aan bij zijn woning en parkeren de camper naast de palmbomen, het is een klein paradijs en de ontvangst is heel hartelijk. Op de markt kopen we een haaisoort en die gaat op de BBQ. We kunnen gebruik maken van internet en bezoeken een 1000 jaar oude Baobabboom.

Deze bomen komen op veel plaatsen in Afrika voor. Ze worden enorm groot en fors in omvang. Doordat de bomen op een bepaalde wijze groeien (van buitenaf) worden ze na verloop van tijd hol van binnen. Je kunt met gemak met tien mensen binnen in onze boom een feestje hebben. De vruchten, ook wel apenbrood genoemd, van de boom zijn groter dan een punchbal en bevatten veel zaadjes, waarvan een saus wordt gemaakt. Als de blaadjes eraf zijn is het net of de boom verkeerd omstaat, met de wortels ophoog.

 

Met Rudi op pad voor een vrachtautoverzekering, een Cart Brune. De verzekering dekt heel veel landen in West-Afrika en de kosten voor vijf maanden bedragen maar 90 euro. Ook weer geregeld.

We nemen afscheid en komen aan in de plaats Ties. We worden maar weer eens aangehouden bij een politiecontrolepost. De agent vraagt weer om een cadeau en het antwoord is ook nu weer nee. Dan moeten we alle papieren laten zien en als die OK zijn moeten we ook onze gevarendriehoek laten zien. Geen probleem, die komt uit de gereedschapkist, alstublieft. Of we er twee hebben. Tja, nee. Dan maar een rondje rond de camper lopen en met dezelfde driehoek glimlachend tevoorschijn komen met: ‘voila, voici le numéro deux’. Hij heeft er geen zin meer in en we kunnen verder.

 

We komen terecht bij een hotel dat een jaar door een Belgisch stel, met dochtertje, wordt gerund. De accommodatie doet een beetje troosteloos aan en men kan ook kamers huren voor zes uur. Waarom dat zo is wordt al snel duidelijk. Af en aan rijden taxi’s heren en dames naar hun tijdelijke onderkomen, meestal voor een uurtje. Het zwembad is heerlijk en de eigenaars zijn heel vriendelijk. Na een extra dag weer naar de kust, Popenguine.

Bij het cultureel centrum kunnen we terecht. De zee is ruw en zwemmen is voor de kinderen niet echt goed te doen. De malariamuggen zijn hier talrijk en we worden ook heel veel gestoken. Gelukkig nemen wij het malaria medicijn Lariam.

 

   

 

Het is altijd een moeilijke keuze nu wel of niet langdurig preventief te slikken. Wij hebben besloten het wel te doen omdat de kinderen niet snel zelf kunnen onderkennen of ze iets merken als ze het dodelijke type malaria zouden hebben. En kinderen vormen de grootste risicogroep van deze tropische ziekte. Alleen al in Afrika sterven er gemiddeld 3000 kinderen per dag aan de gevolgen van malaria.

Er is overigens een goed werkend curatief middel op de markt, artisinat, dat deels bestaat uit plantaardig medicijn (de Chinezen gebruiken het al 2000 jaar!). Het is een schattig groen plantje en wordt nu in veel landen verbouwd. Het geneesmiddel hebben we voor de zekerheid wel aangeschaft omdat er een kleine kans blijft bestaan dat we toch malaria kunnen krijgen.

 

De horren van de camperramen blijken qua constructie niet te kloppen, de muggen komen gewoon via de zijkant binnen en door de ventilatieopeningen. De hele nacht zijn we in de weer om de muggen te killen. Muggenbloed zit ondertussen overal uitgesmeerd. Om deze reden en omdat de luchtvochtigheid erg hoog is vertrekken we eerder dan onze bedoeling is weer het binnenland in. De ventilatieopeningen plakken we dicht met tape en de reserve ventilatoren worden toch ook maar geďnstalleerd in de slaapvertrekken en dat scheelt.

 

180 kilometer tussen Kaffrine en voor Tambacounda is de weg erg slecht. Veel gaten in het wegdek en soms is het helemaal weg. We doen er ruim een dag over. Zodra een asfaltweg is aangelegd dan is het klaar. Onderhoud gebeurt niet. De wegen worden nauwelijks verhoogd aangelegd en de asfaltlaag flinterdun aangebracht, waardoor het tijdens het regenseizoen zwaar wordt beschadigd. Het vrachtverkeer is ook nog eens veel te zwaar beladen en dan is een nieuwe weg na drie jaar weer toe aan een complete opknapbeurt, wat dus niet gebeurd. Soms worden de gaten gevuld met zand, maar na een regenbui is dat weer weg.

 

Het mooie van de slechte weg is dat je langzaam rijdt en onder meer de prachtigste vogels kan bekijken en af en toe waggelt een leguaan erover. De vogels hebben bijna onwerkelijke kleuren groen en blauw.

 

De mobiele telefoon heeft ook hier zijn intrede gedaan. Zodra er menselijk leven is, is er wel iets hiervan te zien. Zelfs in dorpjes, van pak hem beet twintig huisjes, zijn er wel acht verkooppunten, veelal van dezelfde provider.

 

Bij Tambacounda vinden we een goede plek bij een sjiek hotel, Le Oasis. We kunnen ook gebruik maken van het zwembad. De stad met modderstraten is best aardig. Geld opnemen bij een bank lukt nu niet meer en dat is best jammer.

De geit die bij het hotel staat wordt helemaal opgepoetst en ingesopt, het einde van de ramadan in aantocht.

Van de ramadan hebben wij zelf niet veel gemerkt. Wel zijn alle restaurantjes op de dag gesloten en proberen wij zelf niet te opvallend te eten en te drinken.

Op 1 oktober, de dag dat onze autoverzekering voor Mali en verder ingaat, is de ramadan ten einde. Iedereen is op zijn ‘paasbest’ gekleed voor de driedaagse festiviteiten, het suikerfeest.

 

Vanwege het feest is het opvallend rustig op de weg, ook bij de grensovergang. De formaliteiten bij de douane en immigratiepolitie van Senegal gaan supersnel, tien minuten. Als we de brug over de rivier De Senegal overgaan, rijden we een kilometer lang tussen rijen vrachtwagens door die aan weerszijde van de weg staan geparkeerd. Bij de douane van Mali krijgen we een invoerdocument van eigen makelij.

Bij de 500 meter verderop gelegen politiepost kopen we een inreisvisum voor 15.000 CFA per paspoort, ongeveer 22 euro. Volgens onze info klopt dat, maar niet de extra 3.000 CFA. Iedereen wordt erbij gehaald en roept dat het klopt maar een bonnetje krijgen we niet. Volgens de man is het visum (een los strookje) 1 maand geldig en volgens ons maar zeven dagen. Worden we in de mali genomen? Het is bloedheet en we willen door dus betalen en later maar checken.

 

De munteenheid is net als in Senegal, de West-Afrikaanse Frank, afgekort met CFA. Erg praktisch want deze munt is in veel landen in West-Afrika het betaalmiddel zodat we niet telkens iets nieuws krijgen. Makkelijk is ook dat de CFA gekoppeld is aan de Euro, zodat de koers altijd hetzelfde is.